Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet op de rechterlijke organisatie

 

Artikel 84
1
Er is een Raad voor de rechtspraak.
2
De Raad bestaat uit vijf leden.
3
De leden van de Raad worden bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Minister benoemd voor een periode van zes jaar. Zij kunnen eenmaal worden herbenoemd voor een periode van drie jaar.
4
Van de vijf leden van de Raad zijn drie leden rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast dan wel met rechtspraak belaste leden van de Centrale Raad van Beroep of het College van Beroep voor het bedrijfsleven. De overige twee leden van de Raad zijn geen rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast, dan wel met rechtspraak belaste leden van de Centrale Raad van Beroep of het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
5
Een van de rechterlijke leden wordt bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Minister tot voorzitter van de Raad benoemd.
6
De rechterlijke leden zijn rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast dan wel met rechtspraak belaste leden van de Centrale Raad van Beroep of het College van Beroep voor het bedrijfsleven die zijn aangesteld overeenkomstig artikel 2, eerste lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren.
7
De leden kunnen niet tevens zijn:
a
lid van de Staten-Generaal;
b
minister;
c
staatssecretaris;
d
vice-president van de Raad van State of staatsraad;
e
president of lid van de Algemene Rekenkamer;
f
Nationale ombudsman of substituut-ombudsman;
g
ambtenaar bij een ministerie, alsmede de daaronder ressorterende instellingen, diensten en bedrijven;
h
rechterlijk ambtenaar, als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, onder 1° en 3° tot en met 8°;
i
vice-president van, raadsheer in of raadsheer in buitengewone dienst bij de Hoge Raad;
j
lid van het College van Afgevaardigden, bedoeld in artikel 90.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •